Architectuur is het vormen van ruimtes. Als er minstens twee muren zijn, dan heb je een ruimte. Aan de architect de taak om deze ruimte zo vorm te geven dat de mens zich er prettig in voelt. Factoren die bepalen of een ruimte wel of niet geslaagd is zijn bijvoorbeeld: akoestiek, afmetingen, lichtinval, kleur, temperatuur en luchtvochtigheid.

 

Volgens Vitruvius is architectuur gebaseerd op drie principes, namelijk schoonheid, stevigheid en bruikbaarheid. Architectuur heeft ook te maken met allerlei externe factoren, zoals de cultuur waarin gebouwd wordt, het klimaat, de beschikbaarheid van materialen en het geld wat de mensen er voor over hebben. Architectuur maken is het ontwerpen van een bouwwerk en daarbij rekening houden met zeer veel factoren.

Architectuur kan worden omschreven als de balans tussen deze drie elementen, waarbij niet een de andere overheerst. Vroeger werd het woord bouwkunst meer gebruikt, dat nu voornamelijk nog voor de esthetische kant van het bouwen wordt gebruikt, terwijl bouwkunde met name voor de technische kant wordt gebruikt. Een bepaalde beoefenaar van de architectuur heet een architect

architectuur = kunst om gebouwen te bedenken, te tekenen en uit te laten voeren; bouwkunst
architect = vrouw of man die een gebouw ontwerpt en laat uitvoeren
geleding = samenstelling van een vorm uit aan elkaar verbonden onderdelen
opdrachtgever = degene die een kunstenaar opdracht geeft tot het maken van een kunstwerk, een gebruikersvoorwerp, een gebouw enz.
rustend deel = deel van een gebouw dat rust en gedragen wordt (dak)
dragend deel = deel van een gebouw die andere delen draagt (muur)
module = in de architectuur: standaardmaat waaruit een gebouw is opgebouwd
functie = doel, bestemming
spitsboog = boog die boven spits in een in een puntje loopt
gewelf = boogvormige zoldering
steunbeer = stut tegen de buitenmuur van een gebouw om te voorkomen dat de muur opzij gedrukt wordt door het gewicht van het dak
luchtboog = boogvormige verbinding tussen de wand van een gebouw en een steunbeer vooral in de Gotiek
Gotiek = stijl in de kunst tussen ca. 1100 en 1500, in de architectuur te herkennen aan spitsbogen
volume = in de architectuur: de ruimtelijke vorm van een vertrek, gang enz.
symbolische functie = uitstraling van een gebouw, bijvoorbeeld de rijkdom die een bedrijfsgebouw uitdraagt
praktische functie = doel waarvoor een gebouw in de praktijk dient
dichtend deel = deel dat een bouwwerk afdicht zonder iets te steunen
stedenbouwkundige = architect die zich specialiseert in het maken van composities van straten, pleinen en gebouwen voor hele wijken tegelijk
gevel = buitenwand van een gebouw, bijvoorbeeld de voorkant is de gevel
skeletbouw = constructie waarbij een geraamte van beton of staal het gebouw draagt, de muren zijn geen dragende delen, de gevels zijn gordijngevels
gordijngevel = buitenwand van skeletbouw die geen gewicht draagt
koepel = dak in de vorm van een halve bol
grondvlak = omtrekvorm van de voet van een gebouw of beeld, bijvoorbeeld een kubus heeft een vierkant grondvlak
minaret = hoge toren van een moskee
fronton = driehoekige top op de gevel, of boven een deur of raam
fries = sierlijst aan de bovenrand van een gebouw, meestel onder de fronton
klassiek architectuur = bouwkunst die vormen uit de klassieke Oudheid toepast, zoals zuilen en frontons
zuilengalerij = rijen zuilen waar je tussendoor kunt lopen
piramide = grafmonument voor Egyptische vorsten, de farao's, ook het woord voor de basisvorm

Maatsystemen:

Maatsystemen vervullen voor de mens sinds er gebouwd wordt een zeer belangrijke functie.

Maatsystemen zijn lang afgeleid van de in de natuur voorkomende verhoudingen zoals de gulden snede.
Een dergelijk maatsysteem verleende een gebouw een orde waarvan men geloofde dat die communiceerde met het bovenmenselijke.
in de loop van de tijd nam daarnaast de menselijke maat een steeds belangrijker plaats in bij bouwkundige maatsystemen.

Naast deze meetkundige maatsystemen ontstonden rekenkundige maatsystemen gebaseerd op modulen met veelal de menselijke maten, zoals duim en el, als beginwaarden.

Maatsystemen waren in eerste instantie lokaal. Doordat gemeenscappen in geslotenheid leefde voldeed het. Langzamerhand vind er echter een vergroting van handels= en productiegebied plaats en de daarmee gepaarde toenemende materiaal diversiteit.
Dit zorgt er voor dat de lokale maatsystemen geleidelijk aan overgaan in regionale- en vervolgens in nationale maatsystemen.

De laatste stap in de gelijkschakeling was de invoering van het metrieke stelsel.

Het metrieke stelsel is thans ,naast het in de angelsaksische landen voorkomend maatsysteen , het meest voorkomende stelsel.

DE GULDEN SNEDE

Het duurde tot de 19e eeuw voordat de gulden snede buiten het domein van de wiskunde een bijzondere betekenis werd toegekend. De gulden snede zou sindsdien volgens sommigen een intrinsieke schoonheid bezitten waardoor die verhouding veel zou voorkomen in klassieke architectuur, schilderkunst en in de levende natuur. De Duitser Adolf Zeising publiceerde in 1854 bijvoorbeeld Neue Lehre von den Proportionen des menschlichen Körpers. In dat boek verdedigt hij de opvatting dat het ideale menselijke lichaam volledig volgens de guldensnedeverhouding is opgebouwd. Ook de beelden die Phidias maakte in het Parthenon worden door sommigen in verband gebracht met de gulden snede. De eerste letter van zijn naam, de Griekse letter φ, werd daarom door Mark Barr gebruikt om de gulden snede aan te duiden.

De esthetische status van de gulden snede blijft omstreden. Eerder dan ca. 1830 komt de gulden snede niet voor in geschriften over schilderkunst of architectuur en voor de bewering dat de verhouding vaak zou voorkomen of dat de mens een onbewuste voorkeur voor deze verhouding zou hebben, bestaat geen statistisch bewijs. In de loop van de twintigste eeuw verwierf de gulden snede niettemin een plaats in diverse vormen van kunstonderwijs. In de (reclame)fotografie bestaat bijvoorbeeld de traditie om belangrijke onderdelen van een foto zodanig in de compositie op te nemen dat er een guldensnede-verdeling ontstaat. Ook Salvador Dali paste de gulden snede bewust toe.

 

De rij van Fibonacci is genoemd naar Leonardo van Pisa, bijgenaamd Fibonacci, die de rij noemt in zijn boek Liber abaci. In woorden is elk element van de rij steeds de som van de twee voorgaande elementen, beginnend met 0 en 1. De rij blijkt interessante eigenschappen en verbanden te bezitten met onder andere de gulden snede. De eerste elementen van de rij [1] zijn dan als volgt:

0, 1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34, 55, 89, 144, 233, 377, 610, 987, 1597, 2584, 4181, 6765, 10946, ...

Het is evenwel niet duidelijk wie als eerste de rij heeft uitgedacht. Toen Fibonacci 20 jaar was, ging hij naar Algerije waar hij Indiase en Arabische wiskunde bestudeerde. Wellicht leerde hij daar de rij kennen.

Men laat de rij ook wel met 1 en 1 beginnen in plaats van 0 en 1.

 

Het metrieke stelsel of metrische systeem gebruikt de meter als rekeneenheid voor lengte, oppervlakte en inhoud, in tegenstelling tot het oudere systeem, dat met duimen, ellen(bogen) en voeten werkte. Afstand, oppervlakte en inhoud hebben nu dezelfde basiseenheid, waardoor omrekenen veel eenvoudiger wordt

Maak jouw eigen website met JouwWeb