Tabel van beeldhouwkunst naar periode en stijl

Stroming Periode Typering Voorbeeld
Prehistorie tot circa 660 v.Chr. Kunst voor sjamanistische handelingen, ter decoratie van gebruiksvoorwerpen, kleding en paardentuigen en als bijgiften in een graven van belangrijke personen. Scythen, Kelten, Germanen Venusbeeldjes - Megalieten - Hunebedden
Egyptisch 3000 v.Chr. Kunst in dienst van goden en doden. Tempelbeelden (koningsbeelden, sfinxen in natuursteen) en grafsculpturen. Sfinx
Grieks – Knossos 650 v.Chr. – 27 Minoïsche beschaving figuurtjes in faïence, brons en ivoor (slangengodinnen, stier, dubbele offerbijl).

Myceense beschaving: ivoor en gebakken aarde.

De geïdealiseerde mens. Aanvankelijk strak, symmetrisch en bewegingloos. Nadien naast de naakte atleet ook de geklede gestalte, ook in brons gegoten of in terracotta.

Hellenisme: idealisme evolueert naar naturalisme. Reliëfbeeldhouwkunst: voorstellingen van processies, gevechtstaferelen en godenbijeenkomsten in fries.

Nikè van Samothrake – Kariatiden – Athen Parthenos – Aphrodite van Cnidus
Romeins 270 v.Chr. – 400 n. Chr. Het realistische portret en het historisch reliëf.

Portretbeeld in functie tot de gemeenschap, dat wil zeggen met machtssymbolen, uniform, toga. Vaak in een nis geaccentueerd Historisch reliëf op triomfbogen, gedenkzuilen, monumenten of sarcofagen: historische en/of politieke werkelijkheid.

Kolos van Nerva– Zuil van Trajanus – Marcus Aurelius
Byzantijns 600 - 800 Aansluiting op het laathellenisme. De mozaïeken vervangen de tweedimensionale beeldhouwkunst. Ivoorreliëfs – Barberini-diptiek – Triptiek van Harbaville
Karolingisch 750 – 960 Romeinse en Byzantijnse voorbeelden worden aan de Germaanse ambachtelijkheid verbonden, waarbij men aldus de Karolingische renaissance beleeft: religieuze voorstellingen in edelsmeedwerk, ivoorsnijwerk en bronsgietwerk. Paleiskapel Aken
Ottoons 700 – 1000 Bij de Ottoonse renaissance, onder Otto de Grote, worden aan de Karolingische bouwwijze Byzantijnse arcaden en kapitelen toegevoegd. Borobudur
Romaan 800 – 1200 Rondbogenstijl ontwikkeld uit de Romeinse bouwwijze. Cluny – Doornik– Maastricht – Worms
Gotisch 1240 – 1400 Spitsbogenstijl, genoemd naar Giorgio Vasari die alle niet-Romeinse kunst "barbaars" of "van de Goten" noemde.

Vlamgotiek: laatgotiek met overdadige versiering.

Kathedraal van Reims – Kathedraal van Chartres– Claus Sluter
Renaissance 1400 – 1600 Onder impuls van het humanisme, teruggrijpen naar de klassieke elementen van de Griekse en Romeinse kunst. Donatello– Luca della Robbia – Michelangelo Buonarroti- Leonardo da Vinci-
Maniërisme 1520 - 1590 Toevoegen in de laat-renaissance van overdreven emotionele elementen aan de ratio van de voorafgaande hoogrenaissance, sinds 1520. Dit leidt tot verhoogd sensualisme. Giambologna – Benvenuto Cellini - Adriaen de Vries
Barok 1600 – 1775 Kunstuiting van de katholieke Contrareformatie, met verheerlijking van het koninklijke absolutisme.

Aanbrengen van overdadige versieringen, in beelden vol beweging, in breedsprakige gebaren, in houding (schroefhoudingen) en drapering.

Gian Lorenzo Bernini- R. Le Lorrain- E. Bouchardon – Frans Duquesnoy – Artus Quellinus - Rombout Verhulst
Classicisme 1775 - 1840 Afwijzen van Barok- en Rococo-elementen en teruggrijpen naar "rust" en "stilte" als essentie van het "schone". Bertel Thorvaldsen – Antonio Canova– J.A. Houdon
Romantiek 1825 – 1870 Rede en klaarheid (Classicisme moeten plaats maken voor emotionele waarden (Jean-Jacques Rousseau). In Frankrijk: hartstochtelijke heldenverering en bijna revolutionaire vrijheidsdrang. Fr. Rude– A.L. Barye– J.B. Carpeaux
Sociaal Realisme 1860 – 1900 Accentueren van sociale elementen in houdingen en gebaren. C. Meunier– J. Lambeaux
Impressionisme 1885 – 1920 Poging momentindruk in beeld te brengen door oa. lijnen technisch te verdoezelen. Auguste Rodin– A. Maillol – Rik Wouters– Camille Claudel
Expressionisme 1910 – 1940 Uitdrukken van individuele emotie door accentueren van houdingen. E. Barlach – Mari Andriessen– O. Zadkine – Jozef Cantré – Käthe Kollwitz
Kubisme 1920 – 1940 De dingen in de natuur zijn volgens geometrische vormen opgebouwd. Archipenko – Raymond Duchamp-Villon
Abstracte Kunst 1920 Vlakken en lijnen zwakken de directe figuratie af en trachten het abstracte begrip te suggereren. J. Lipchitz – C. Brancusi – Jean Arp – Olivier Strebelle
Kinetische kunst 1930 Beeld of beeldgedeelten worden in beweging gehouden door externe factoren. A. Calder – J. Tinguely
Surrealisme 1930 Samenbrengen van elementen uit de puur realistische figuratie tot een imaginair irreëel gegeven. Henry Moore – A. Giacometti– René Iché – Roel D'Haese – Rik Poot– Reinhoud D'Haese
Popart 1960 Popular Art. De trivialiteit van de consumptiemaatschappij wordt geaccentueerd Andy Warhol – Niki de Saint Phalle – David Mach
Hyperrealisme 1960 Realisme weergegeven met fotografische nauwkeurigheid, veelal in polyester. Jacques Verduyn - Duane Hanson
Nouveau Réalisme 1960 Afwijzing van het conformisme bij de abstracte kunst. Poging zich te integreren in de technologische realiteit van de hedendaagse wereld. César- Arman
Happening Fluxus Performance 1960 Theatraal en grensverleggend; zich bekommerend om de ruimte en zich bezinnend op de menselijke conditie. 'Zingende sculturen' en Sociale Plastiek. Antony Gormley – Jan Fabre – Anish Kapoor – Thierry de Cordier - Gilbert en George – Joseph Beuys - Wolf Vostell - Nam June Paik
Assemblage-kunst 1970 Samenbrengen van hetrogene, vaak afgedankte gebruiksvoorwerpen, of gedeelten ervan, tot nieuw origineel beeld. Christo - Vic Gentils – Camiel Van Breedam – Panamarenko– Leo Copers - Henck van Dijck
Plasticisme 1970 Het puur plastische primeert Fernando Botero

Soorten beelden

Er zijn verschillende soorten verzamelnamen voor beelden:

  • Plastiek, (ruimtelijke beelden die door toevoegingen opgebouwd zijn uit kneedbare materialen)
  • Sculptuur, (vervaardigd door materiaal te verwijderen, weghakken en snijden uit starre materialen, bijvoorbeeld van een blok steen of hout)
    • IJssculptuur (gehakt uit ijsblokken)
    • Zandsculptuur (gevormd uit stevig aangestampt rivierzand)
  • Assemblage een beeld dat bestaat uit een samenstelling van meerdere materialen (driedimensionale collage)
  • Installatie (een ruimtelijke opstelling van heterogene voorwerpen of objecten)
  • Environment (omgevingskunst)
  • Land art (landschapskunst) heeft vaak ook sculpturale kenmerken
  • Readymade (object trouvé)
  • Portretkop (een 3-dimensionaal portret van een hoofd)
  • Buste (borstbeeld vanaf de helft van de borst)
  • Borstbeeld (een half standbeeld vanaf de heupen)
  • Standbeeld (bijvoorbeeld een staande figuur of ruiterstandbeeld)
  • Monument (er bestaan vele variaties)
  • Gedenkteken (herinneringsteken meestal voor slachtoffers van een oorlog)
  • Piëta (uitbeelding van het lijden van Christus)
  • Relief(een driedimensionale afbeelding op een platte achtergrond)
    • Laag reliëf (een ondiep uitgewerkte voorstelling in reliëf, bijvoorbeeld op een munt of gevel)
    • Hoog reliëf (een bijna vrijstaand beeldhouwwerk op een vlakke ondergrond, met grote diepteverschillen)

 Materialen

Beelden kunnen gemaakt worden van alle denkbare materialen.

 

Beelden, zoals installaties, kunnen van 'gemengde materialen' (de zogenaamde mixed media) gemaakt worden en van natuurlijke materialen, zoals takken, bladeren, bloemen, stuifmeel, mos, maar ook bloed, sperma, olie, voedingsstoffen, opgezette dieren, ...

arte povera

Maak jouw eigen website met JouwWeb