De Europese beschaving vind haar wortels in de Kunst en cultuur van het oude Griekenland.

De kunst van Oud Griekenland wordt stilistisch gewoonlijk verdeeld in vier periodes: de Geometrische, Archaïsche, Klassieke en Hellenistische periode.

 

De Geometrische periode loopt van 1050 v.Chr. tot ongeveer 720 v.Chr. De periode dankt zijn naam aan de decoratie van het Grieks aardewerk, het materiaal dat het best bewaard is gebleven.

De Geometrische periode begint met rijk versierd aardewerk 

De kenmerkende decoratieve motieven zijn banden met meanders en andere geometrische vormen, terwijl vanaf ongeveer 775 v.Chr. de menselijke figuur en enkele dieren (voornamelijk paarden) hun intrede doen.

 

De Archaïsche periode loopt van 720 v.Chr. tot 480 v.Chr. In deze tijd werden de eerste grote tempels gebouwd en ook de schilderkunst en monumentale beeldhouwkunst kwam tot stand.

Van Egypte worden de statische, uit vaste verhoudingen bestaande formules voor beeldhouwwerk overgenomen. Deze lange periode kenmerkt zich door de ontwikkeling van deze modellen naar een eigen, Griekse beeldtaal met een steeds grotere natuurgetrouwheid.

De Grieken hadden een meergodendom en elke god had zijn eigen tempels

 

de Klassieke periode. Natuurgetrouwheid, ruimtelijkheid, nadruk op rustige poses, plooien in kleding die het lichaam en de beweging benadrukken in plaats van het decoratieve effect  zijn de belangrijkste verschillen met de voorgaande periode. Waar in de Archaïsche kunst een figuur frontaal of in zijaanzicht werd weergegeven, kent de Klassieke kunst deze beperkingen niet. Daardoor worden de figuren levensechter uitgebeeld. In deze periode zien wij ook meer suggestie van ruimte in een plat vlak: door figuren op verschillende hoogtes te plaatsen en met het verkort weergeven van lichaamsdelen.

 

De dood van Alexander de Grote (323 v.Chr.) wordt gezien als de overgang van de Klassieke naar de Hellenistische periode (tot 27 v.Chr.).In de hellenistische kunst kende de Oud-Griekse kunst haar hoogtepunt. Alles kwam samen in de algemeen Griekse mengcultuur van het hellenisme

 

In werkelijkheid was er niet altijd een scherpe overgang van één periode naar een andere. Verschillende vormen van kunst ontwikkelden zich in verschillende snelheden.

 

 

AjaxEnAchilles.jpg

De klassieke oudheid

Rond 500 v.Chr. begint de klassieke tijd in de Griekse geschiedenis, een periode van grote culturele bloei. Ongeveer gelijktijdig wordt de stadstaat Rome een republiek. Als einde van de klassieke oudheid gold lange tijd 476. In dat jaar zette Odoacer, een Germaanse legeraanvoerder, de laatste Romeinse keizer van de westelijke rijkshelft af. Daarmee kwam definitief een einde aan het West-Romeinse Rijk.

De Romeinen
Geen oorspronkelijke, maar toch een persoonlijke kunst
Van de Romeinen wordt nogal eens beweerd dat zij geen echt kunstenaarsvolk zijn. Die indruk kan men wel opdoen wanneer men de kunstprestaties van de Romeinen vergelijkt met b.v. die van de Grieken of van de Egyptenaren.

In de eerste eeuwen van Romes geschiedenis vinden wij weinig dat op esthetische of artistieke aspiraties wijst; de Romeinen hebben zeker geen oorspronkelijke kunst geschapen. Wanneer Rome in de loop der eeuwen een leidende plaats in de kunstgeschiedenis inneemt, is dit omdat de Romeinen, na de militaire heerschappij over de wereld te hebben veroverd, ook de geestelijke waarden en de kunstvormen van andere volkeren, vooral van de Grieken, weten over te nemen en op persoonlijke wijze weten te verwerken.
Wanneer de Romeinen het stadium bereiken, waarin ze zelf kunstwerken voortbrengen, blijft hun kunst  meer gericht op nuttigheid dan schoonheid.
Meer uiterlijke praal dan innerlijke diepte
Terwijl de kunst van de Grieken op het innerlijke gericht was, streven de Romeinen naar uiterlijk vertoon en willen zij imponeren door grootsheid, uiterlijke praal en machtsvertoon.

De kunst heeft een nationale tendens, in dienst van het volk en van zijn keizers. Door indrukwekkende monumenten verkondigen zij de verheven roeping van het Romeinse volk, de eeuwigheid van het Romeinse rijk, de vergoddelijking van zijn keizers.
Op het gebied van de beeldhouwkunst streven zij niet, zoals de Grieken, naar de weergave van ideële schoonheid, maar wel van individuele, natuurgetrouwe werkelijkheid.

Hun beeldhouwkunst is vooral een realistische portretkunst.

http://www.stedentipsvoortrips.nl/kunsthistorie/romeinsekunstinleiding.htm

 


Realisme in het portret
De Grieken idealiseerden hun goden en helden.

De Romeinen echter willen pijnlijk nauwkeurig het portret van een bepaalde mens weergeven, met de eigen hoedanigheden en gebreken. Uit piëteit voor een gestorvene bewaart de Romeinse familie een borstbeeld van de overledene in huis. In het begin zijn dit ruwe koppen uit klei of brons. Vanaf de 2e eeuw v. Chr.maakt men een soort dodenmasker, dat natuurgetrouw wordt beschilderd.

De Romeinen wilden in hun beelden de levende mens portretteren.

In hun reliëfs waren historische gebeurtenissen het onderwerp.