De middeleeuwen (ca. 500 tot ca. 1500) vormen in de geschiedenis van Europa de periode tussen de oudheid en de vroegmoderne tijd.
Deze periode wordt geplaatst tussen de val van het West-Romeinse Rijk in de 5e eeuw en de renaissance die vanaf de 14e eeuw in Italië begon.
De middeleeuwse maatschappij en beschaving zijn ontstaan uit drie duidelijk te onderscheiden bronnen:
1:de Grieks-Romeinse beschaving,
2:het christelijk geloof - die beide op het grondgebied van het Romeinse Rijk ontstonden of verder ontwikkelden -
3: Germaanse tradities, die deze (binnenvallende) volkeren met zich mee brachten.
Daarnaast hadden ook de Kelten invloed op de middeleeuwse cultuur.
Kenmerkend voor deze lange periode in de westerse geschiedenis zijn vooral de fragmentatie van het politieke gezag, een overwegend agrarische economie, een samenleving verdeeld tussen een militaire adel (die eigenaar is van het land) en een tot horige gemaakte boerenklasse, en ten slotte een systeem van denken gebaseerd op religie, bepaald door de Christelijke Kerk.
De middeleeuwse kunst bestrijkt een periode van meer dan 1000 jaar kunst in Europa.
Middeleeuwse kunstenaars in Europa waren verbonden met het artistieke erfgoed van het Romeinse Rijk en met teksten en iconografie van de vroege Katholieke Kerk.
Deze bronnen en invloeden werden vermengd met de sterke 'barbaarse' culturen van Noord-Europa, wat leidde tot een opmerkelijke artistieke beweging.
Zo kan de geschiedenis van de middeleeuwse kunst worden gezien als de geschiedenis van de interacties tussen klassieke, vroegchristelijke en barbaarse kunstelementen.
reliëf
Kunst dient om te leren
In het middeleeuwse denken was de schoonheid van een kunstwerk onlosmakelijk verbonden met de betekenis.
De allegorische betekenis had een moralistische strekking en was in de eerste plaats bedoeld om ervan te kunnen leren.
De kerk was de enige opdrachtgever (pas in latere perioden kwamen er ander opdrachtgevers bij--het Hof en nog later de particuliere rijke burger)
Het doel was het gedrag van mensen te vormen en beinvloeden.
De Romaanse Kunst staat in het teken van de opvattingen van de mystieke "leer" waarin
"de Goddelijke boodschap" in door mensen herkenbare beeldtaal wordt vormgegeven.
De kunst moer de nadruk leggen op de symboliek die in de uiterlijkheden van deze wereld verborgen ligt
Devotie
In West-Europa duurde het tot 750 totdat er weer een opbloei kwam van de kunst.
Onder invloed van de regeerperiode van Karel de Grote ontstond de Karolingische renaissance, de opleving van cultuur en wetenschap tussen circa 750 en circa 950.
Ze werd vooral gecultiveerd aan diens hof.
Tijdens de regeerperiode van de Karolingers was er sprake van een hernieuwde belangstelling voor de klassieke cultuur.
De Byzantijnse invloeden, waarin het afbeelden afbeelden van de menselijke figuur centraal stond werden samengevoegd met de Germaanse abstracte, ornamentiek.
Veel klassieke teksten in het Latijn zijn tot in onze tijd bewaard gebleven in de vorm van kopieën die in de Karolingische tijd zijn door monniken vervaardigd in kloosterbibliotheken.
Ook in latere perioden lieten beeldhouwers zich door de klassieken inspireren en begonnen opnieuw vrijstaande beelden te vervaardigden. Donatello maakte rond 1450 het eerste ruiterstandbeeld.
Het is niet verwonderlijk dat in de kunsten de dood steeds terugkeerde als thema. Wie het kon betalen besteedde grote aandacht aan grafmonumenten
.
Maak jouw eigen website met JouwWeb