vormgeving

Vormgevingsaspect: Soms vallen enkele kenmerken in de vormgeving van een beeld meteen op.

Afzonderlijke kenmerken: lijnvoering, kleurgebruik, plasticiteit, detaillering of compositie noemt men vormgevingsaspecten (ook beeldende aspecten).

Beeldende middelen: Dat zijn middelen waarmee een beeld zijn uiteindelijke zichtbare gestalte krijgt.

Men onderscheidt 2 hoofdgroepen:
1 Het materiaal en hanteringwijze
2 de beeldende aspecten of vormgevingsaspecten, zoals vorm, lichtval, kleur, ruimte en compositie. Deze aspecten worden in dit boek afzonderlijk besproken. Door beeldende middelen op een speciale manier te gebruiken, proberen vormgevers en kunstenaars bepaalde effecten te bereiken. De sterkste effecten komen tot stand wanneer beeldende middelen contrasteren(tegen elkaar af steken)

  • Voorbeelden van beeldaspecten:
    kleur
    vorm
    contrast
    textuur/structuur
    ordening/compositie
    licht/donker
    perspectief/diepte

De zeven kleurcontrasten van Itten zijn:

  • het kleur-tegen-kleur contrast: alle zuivere verzadigde kleuren, rood-geel-blauw is het sterkst.
  • het licht-donker contrast: zwart-wit is het sterkst.
  • het warm-koud contrast: rood-oranje(cadmium licht) tegen Blauw-groen(mangaan-oxide)is het sterkst.
  • het complementair contrast: rood-Groen of Geel-Paars of Oranje-Blauw, complementaire paren versterken de kleur het meest.
  • het simultaan contrast: het verschijnsel dat een willekeurige kleur de complementair-kleur virtueel oproept, zo neemt grijs binnen oranje schijnbaar een blauwe tint aan.
  • het kwaliteitscontrast: verzadigd tegen onverzadigd, door menging met wit, zwart of grijs, waarbij grijs makkelijk het simultaan contrast opwekt.
  • het kwantiteitscontrast: veel van een of twee kleuren tegenover weinig van een andere kleur

Verschillende compositie

Symmetrische compositie

Een symmetrische compositie wordt gekenmerkt door een verticale en horizontale denkbeeldige as die min of meer een evenredige massaverdeling maakt van links en rechts.Je hebt dus een evenwichtige verdeling.

Asymmetrische compositie

Alle niet-symmetrische composities noemen we automatisch asymmetrisch.

Centrale compositie

We spreken van een centrale compositie als er een centraal punt is (dikwijls in het midden gelegen van het werk) waar alle andere elementen naartoe gericht lijken te zijn, dat noemt men een aandachtscentrum.Het is ook een symmetrische compositie.

Geometrische compositie

Een compositie waar de kunstenaar met een meetlat is bezig geweest noemt men geometrische composities. Het geheel is dan nauwkeurig volgens bepaalde meetkundige regels opgebouwd waardoor het een meetkundig karakter heeft.

Diagonale composities

Een compositie waarbij een duidelijke tweedeling van een diagonale beeldas over het vlak is aangebracht.

Piramidale of Driehoekscompositie

Wanneer de beeldelementen gerangschikt zijn volgens een al dan niet zichtbare driehoeksvorm spreken we van een piramidale of driehoeks compositie.

Bewegingscompositie

Bij deze compositie lijkt het dat bepaalde lijnen een beweging vertonen. Van een werkelijke beweging is geen sprake en dat noemt men illusie.

Over-all compositie

Een over-all compositie houdt in dat de beeldelementen zonder enige rangorde op het vlak geplaatst zijn. De elementen zijn allemaal hetzelfde, doen patroonachtig aan en lijken buiten het schilderij tot in het oneindige door te kunnen gaan

Driedimensionale kunst: In driedimensionale kunst kun je ruimte het meest duidelijk ervaren.
Je kunt meestal helemaal of gedeeltelijk om het kunstwerk heen lopen en het zo van alle kanten bekijken. Als je naar het kunstwerk kijkt zie je meestal niet alleen het kunstwerk maar ook de omgeving.

Tweedimensionale kunst

Een tweedimensionaal werk als een schilderij of tekening heeft maar 2 dimensies of maten: lengte en breedte, en is dus plat. Kunstenaars proberen echter met allerlei trucs die platheid te doorbreken

 afsnijding /  groot en klein/  overlapping

stapelen / helder en vaag  /  warme en koude kleuren

(lijn)perspectief

Een andere, vrij wiskundige manier om de illusie van ruimte te wekken op een tweedimensionaal vlak, is het lijnperspectief.  Het lijnperspectief wordt voor het eerst volgens het boekje gebruikt in de renaissance (begin 15e eeuw in Italië) , en is eigenlijk niets meer dan een verzameling regeltjes. Lijnperspectief berust op het verschijnsel dat alles wat verder van je weg ligt kleiner lijkt te worden en dat evenwijdige lijnen die van de beschouwer weglopen steeds dichter bij elkaar lijken te komen (kijk bijvoorbeeld eens naar spoorrails), en uiteindelijk aan de horizon lijken samen te vallen op één punt. Dit noemt men dan het vluchtpunt.

 De hoogte van de horizon komt overeen met die van het oog van de beschouwer. Als beschouwer kun je hoog (op een toren) of laag staan of liggen ( op je buik aan het strand).
Die hele hoge of hele lage standpunten noemen we vogelvlucht- en kikvorspektief  

kikvorsperspectief                 ooghoogte                vogelperspectief

 

 

Schaduw ontstaat als het licht van een lichtbron geheel of gedeeltelijk wordt tegengehouden door een object. Een voorwaarde voor het ontstaan van schaduw is aldus dat er een lichtbron en een object aanwezig moeten zijn. Er kan sprake zijn van een natuurlijke lichtbron (bijvoorbeeld de zon) of een kunstmatige lichtbron (bijvoorbeeld een lamp

Soorten

Er zijn enkele soorten schaduw te onderscheiden:

eigen schaduw is de schaduw die op het object aanwezig is of de niet belichte kant van het voorwerp. Bijvoorbeeld: De zon schijnt op een paal; de ene kant van de paal is licht, de andere kant van de paal is donker.

Slagschaduwis de schaduw die een object "werpt" op een ondergrond of achtergrond. Bijvoorbeeld: genoemde paal werpt schaduw op het zand of op een muur.

  • Gebroken schaduw is een aparte vorm van slagschaduw. Om het voorbeeld van de paal weer eens te gebruiken: een paal staat voor een muur. Een deel van de schaduw valt op de grond; echter een ander deel van de schaduw zet zich voort op de muur. Er zit dus een soort knik in de schaduw.

Slagschaduw en gebroken schaduw zijn schaduwvormen welke gebruikt worden bij het schimmenspel

Kernschaduw is het donkerste gedeelte van een eigenschaduw of slagschaduw; het gebied waarin geen enkele lichtstraal kan doordringen.

Halfschaduw (of "bijschaduw" volgens de fysica) is het halfdonkere gedeelte aan de buitenste begrenzing van een eigen- of slagschaduw. Het ontstaat bij een niet-puntvormige lichtbron: rondom de kernschaduw (waar helemaal geen licht doordringt) bevindt zich een gebied waarin lichtstralen uitgaande van een deel van de lichtbron kunnen doordringen: de bijschaduw. Er is sprake van een verschil tussen lichte bijschaduw en donkere bijschaduw als één bijschaduwkegel meer licht krijgt dan een andere bijschaduwkegel.

Kern- en halfschaduw (zwart resp. grijs) bij een zonsverduistering

Als de aarde een schaduw op de maan werpt, ontstaat een maansverduistering. Als de maan een schaduw op de aarde werpt, ontstaat een zonsverduistering. In het gebied waar de zonsverduistering 'totaal' is kun je spreken van de kernschaduw, daaromheen ligt een gebied met halfschaduw (gedeeltelijke zonsverduistering).  

odillon redon

Abstrahering en uitbeelden van de werkelijkheid

Figuratief: De voorstelling lijkt op de werkelijkheid

Realistisch : Naar de werkelijkheid.

Naar de natuur: Vormgegeven naar aanschouwing.

Abstract of non-figuratief: Zonder zichtbare overeenkomst met de werkelijkheid.

Mate van abstractie: Tussen de twee uitersten abstract en realistisch liggen vele tussenvormen.

Vereenvoudiging of schematisering: Details worden weggelaten.

Deformering of vervorming: Door verschuiving, verdraaiing, verkleining, het veranderen van proporties etc. wordt een vorm veranderd.

Transformatie: Bestaande vormen of objecten verliezen hun oorspronkelijke betekenis en krijgen een nieuwe.

Impressie: Een indruk of ervaring van de werkelijkheid. Lichtval, beweging e.d. kunnen bepalen hoe we iets zien.

Expressie: Expressie betekent uitdrukking. Expressieve voorstellingen drukken vooral gevoelszaken uit. De werkwijze is expressief als bij het maakproces de schilder zijn gevoelens toont door bijv. felle kleuren of sterk aangezette lijnen.

Stofuitdrukking: Stofuitdrukking is dat het afgebeelde materiaal herkenbaar is. Steen lijkt op steen en fluweel lijkt op fluweel.

Decoratief:versierend